Terugblik dialoog sport en bewegen in het onderwijs
Hoe kunnen scholen hun leerlingen stimuleren tot sporten of bewegen? Welke sport- en beweegactiviteiten worden er nu al georganiseerd, met welke instanties vindt samenwerking plaats, en wat zijn knelpunten en succesfactoren? Deze vragen stonden centraal tijdens de dialoog over sport en bewegen in het onderwijs op 8 februari in Den Haag.
De dialoog werd georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Sportraad en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving in het kader van de voorbereiding van een advies dat later dit jaar verschijnt. Een groep van ruim tachtig leraren, schoolleiders, vertegenwoordigers van sectorraden, beleidsmedewerkers en andere betrokkenen bij het thema nam deel aan de dialoog bij openbare basisschool de Springbok in Den Haag, een school waar sport en bewegen een speerpunt is.
De middag werd geleid door dagvoorzitter Saskia Schenning, lid van de Onderwijsraad, en startte met een welkomstwoord van Michael van Praag, voorzitter van de Nederlandse Sportraad. Hij benadrukte het belang van goed leren sporten en bewegen op jonge leeftijd voor de gezondheid van de samenleving en de sociale ontwikkeling van kinderen. Via de sport, vooral sporten in teamverband, leren kinderen om te gaan met leeftijdsgenootjes van verschillende achtergronden en culturen. Hij hoopt dat dit advies een positieve impuls zal geven aan het sportgedrag van kinderen en inzet van overheid en scholen op dit gebied zal versterken.
Vervolgens nam Jo Lucassen, onderzoeker van het Mulier instituut, de deelnemers mee in de stand van zaken in de wetenschap. Volgens hem ligt er een grote winstkans in het ontwikkelen van een integrale aanpak (visie/beleid) waarin leren bewegen en laten bewegen elkaar versterken. Hij bouwde zijn betoog op aan de hand van drie kernwaarden voor sport en bewegen: participatie / meedoen (deel kunnen nemen aan beweegcultuur), vitaliteit (gezonde leefstijl) en presteren (het beste uit jezelf - talent leren kennen en benutten). Deze waarden zijn ook voor het onderwijs van betekenis, maar op dit moment schiet de inbedding en samenhang volgens hem nog tekort. Jo sloot zijn presentatie af met een aantal aanbevelingen voor overheid, schoolleiders en (gym)leraren die deze inbedding bevorderen.
Jeroen Sprinkhuizen, docent lichamelijke opvoeding van de Springbok, begon zijn presentatie met een leuke energizer waar de deelnemers actief aan meededen. Hij gaf mooie voorbeelden over hoe ze op de Springbok bezig zijn met sport, bewegen en een gezonde leefstijl. In een deelsessie ging hij vervolgens nader in op het buitenspelprogramma dat De Springbok voor al hun leerlingen in samenwerking met Kcal organiseert.
Amika Singh, projectleider en onderzoeker van SMART MOVES! ging in op de eerste resultaten van pilotonderzoek als onderdeel van de ontwikkeling van een effectief beweegprogramma in de klas. Opvallend is dat er (nog) niet voldoende bewijs is om een relatie tussen sport en bewegen en cognitieve prestaties vast te stellen, met uitzondering van wiskunde en rekenen. Maar bewegen maakt leren er in ieder geval niet slechter op. De onderzoekresultaten laten zien dat vaker bewegen gunstiger is dan één keer of helemaal niet bewegen. Amika onderstreepte dat het gezondheidsaspect en andere opbrengsten, zoals een positieve sfeer en sociale samenhang, misschien wel meer voorop zouden moeten staan bij de afweging om beweegprogramma’s te implementeren in het onderwijs.
Na het plenaire gedeelte gingen de deelnemers in kleine groepen in gesprek over thema’s als sporten in de klas, sporten buiten de klas en samenwerking met externe partijen. De opdracht was met een aanbeveling te komen voor de drie raden. Er werd een breed scala aan aanbevelingen gepresenteerd, waaronder: het versterken van de positie van de vakleerkracht als ‘spil’ in de onderwijsorganisatie, het inzetten van studenten van het CIOS om buitenschoolse sportactiviteiten te begeleiden, het ontwikkelen van een sportieve PABO en het integreren van sport en bewegen in het hele onderwijsconcept met bijbehorende visie op school- en bestuursniveau.
Het advies wordt eind mei verwacht.